-NON-FICTIE-
Rotterdamse oorlogsherinneringen
Tekstfragmenten:
Mijn jeugd was onbezorgd. Eigenlijk was ik wel een verwend jongetje. Ik kon doen waar ik zin in had. Met vriendjes gaven we alle buurvrouwen bijnamen. Degene die de mooiste bijnaam verzon, zo werd de buurvrouw genoemd. Er was een poetsgrage vrouw in onze laan die ik ‘de stoffige’ had genoemd. Schuin tegenover woonde een vrouw met een staart recht op haar hoofd. Zij was ‘de palmboom’. Natuurlijk was er ook een favoriete buurvrouw. Haar noemde ik SB, voluit seksbom.
14 mei 1940 was ik zeven jaar oud. Het was vroeg in de middag. Mijn boterham met jam had ik net op. Ik hoorde vliegtuigen. Heinkels HE 111, de geheime bommenwerpers van de Duitse Luftwaffe. Zij bombardeerden ons plat. In korte tijd verloren 900 mensen het leven. Duizenden raakten gewond. Een exact aantal is niet bekend. Vanaf dat moment was mijn leven voorgoed veranderd. Het ‘gewoon jongetje zijn’ en rondcrossen op mijn autoped was niet meer als voorheen. Een zwarte aanslag was neergedaald. Ik was het jongetje in mijzelf kwijt.
Het ging mijn verstand te boven dat dure huizen in de Parkbuurt bewoond werden door Duitse officieren van de Kriegsmarine. De hoogste in rang, de Ortskommandant, had zijn intrek genomen in het grootste pand. Dat ik eens een geweer vast mocht houden maakte diepe indruk. Een Mauser. Van een soldaat. Wehrmacht of Kriegsmarine, ik weet het niet. Dat was in de herfst van 1941. Het fascineerde. Hij aaide mij over mijn bol toen ik de Mauser weer terug gaf. Een Mauser K98 met grote patronen. Groter dan de haarspelden van mijn moeder. Als een speer ging ik ervandoor. Geschrokken van de ervaring. Verbaasd over de aai over mijn hoofd. En ook schaamte. Welke jongen laat zich nou door een Duitse soldaat aanhalen…
De volgende dag kwamen mijn vriendjes mij halen. Er was iets gebeurd. Wij zagen nog net de Grüne Polizei die gesteund werd door de NSB vertrekken. Wie van hen de ondergedoken jongen van 16 fusilleerde weet ik niet. Het beeld is altijd bijgebleven. ‘NSB’ers hebben hem doodgeschoten!’ riep een buurjongen. Het zit nog in mijn hoofd, de manier waarop. Die drie-lettercombinatie was de lelijkste lettercombinatie die bestond. Zo lelijk dat ik de mooiste buurvrouw uit onze laan niet meer SB noemde.