KNPV-certificaat uit 1944

cover19-2

IMG_6801IMG_6797

Hondensport & Sporthonden, mei 2019

-TEKSTFRAGMENTEN-

KNPV-certificaat uit 1944

De geur die baby Rob nooit zal vergeten is die van hun Bouvier Duc. Zijn moeder bedacht dat, tijdens haar werk in de slagerij, de kleine Rob nergens veiliger was dan op de rug van Duc. Zij bond een rieten wiegje aan een singel op de rug van de Bouvier. Op dezelfde manier zoals je een paard een zadel om doet en met een singel bevestigt, zo maakte zij Rob vast aan de politiehond. Terwijl ze aan het werk was, lag Duc in zijn mand, in de kamer achter de slagerij. Hij ging niet op zijn zij liggen als hij baby Rob droeg, de hond nam zijn taak serieus. Duc was de betrouwbaarste en goedkoopste babysitter die ouders zich in barre tijden konden wensen. Duc was er altijd en stelde zich graag beschikbaar.

Rob Jansen vond in de erfenis van zijn vader een KNPV-certificaat uit 1944.

Vader en moeder Jansen waren hardwerkende mensen. Zij hadden een slagerij aan de Amsterdamsestraatweg in Utrecht. Het slachthuis lag 200 meter verderop. Het gebouw staat er nog, maar het doet geen dienst meer als abattoir. Vader Jansen slachtte zelf, maar in oorlogstijd viel er weinig te slachten.

Robs drie jaar oudere broer zou eigenlijk zijn naam krijgen, maar omdat ze op dat moment een politiehond hadden die ‘Robbie’ heette, werd hij Wim genoemd. Een paar jaar later was Bouvier Robbie er niet meer en kon de jongste telg in de familie wél Rob genoemd worden.

Op het certificaat met 233 punten staat verdedigingshond, speurhond is doorgehaald. W.J.C.B. Jansen staat vermeld als eigenaar van Bouvier Casper, ‘oud ongeveer zes jaren’ met een schofthoogte van 68 cm. De keuring vond plaats in Driebergen, op 16 augustus 1944.

Willem Jan Cornelis Benjamin Jansen was niet alleen hondengeleider maar ook keurmeester der ‘Nederlandsche Gebruikshond-Vereeniging’ zoals de KNPV voorheen werd genoemd.

‘Mijn vader was één van de eerste slagers met koelmachines die in de kelder onder de winkel stonden. Daarvan hadden de Duitsers geen weet. Vlak voor de oorlog werd de installatie van de koelmachines aangelegd. Het was net klaar toen de oorlog begon. Er was geen of nauwelijks vlees in de oorlogsjaren, en wat er was ging in de bestaande ijskasten. Dus werd de kelder gebruikt als ruimte voor gewonde Engelse en Amerikaanse piloten, onderduikers, verzetsstrijders en wapenopslag. Vanzelfsprekend met hulp van mensen van de hondenclub,’ laat Rob weten, en vervolgt over wat hij zag tijdens een training: ‘Het was in 1954/1955. Ik ging met mijn vader mee naar een training op het oefenterrein van de hondenclub in Amelisweerd. Als ik mijn ogen dicht doe, zie ik het voor me: de meeste honden waren Bouviers en er waren een paar Mechelse herders. Er lagen stapels houten balkjes, afgezaagde dikke en dunnere boomtakken. De pakwerker was ome Leo. In een pak van leer rende hij tussen de opgestapelde balkjes door. Hij pakte zo’n stok en sloeg de hond ermee. Ik zag de balkjes in tweeën breken op de ruggen van de honden. Er werd hard geslagen. Later brachten de trainers een nuance aan: “Wij hier in Utrecht trainen de honden door zo min mogelijk te slaan. Limburgers en Brabanders slaan véél harder.” Ome Leo, de pakwerker, was Leo Claessen*. Hij was bevriend met mijn vader.’

Als mijn vader nieuwe honden zocht om af te richten, gingen we op zondag met de hele familie een eindje met de auto rijden. Vaak door Westbroek, Maartensdijk, Groenekan, Zuilen, Maarseveen. Boerendorpjes in de omgeving van Utrecht. Als mijn vader bij een boerderij een hond aan de ketting zag liggen, belde hij aan. Als bleek dat de boerin de hond gewoon een bak eten kon geven, had mijn vader geen interesse. Maar wanneer de boerin zei dat hij de hond alleen te eten kon geven op een schep of aan de riek, dan was de hond geschikt. Mits het een reu was. Mijn vader zocht de meest agressieve reuen uit. Teven kwamen niet in aanmerking. Hij ging dan later terug naar de boerderij, samen met ome Leo, om de hond op te halen. Eenmaal thuis in de kennel kreeg de hond de eerste dag geen eten. De tweede dag hield mijn vader een stuk vlees voor de tralies van de kennel. Als de hond het voer met grof geweld uit zijn handen wilde trekken, kreeg de hond het niet. Pas als in rust het stuk vlees aangepakt werd, mocht de hond eten.

Als kind keek Rob naar de tv-serie Lassie en snapte niet hoe de Schotse herders zoveel konden doen wat de Bouviers van zijn vader allemaal niet konden. Pas veel later kwam hij erachter dat er voor de serie 23 collies gebruikt zijn. Elke hond kende één of twee trucjes. Nu, anno 2019, geniet Rob samen met zijn vrouw Jaenet van hun welverdiende pensioen. Zij hebben Schotse herders, zowel het Engelse als het Amerikaanse (Lassie) type, maar Bouviers blijven voor Rob altijd bijzonder. Bouvier Duc was zijn eerste grote hondenvriend.

*De naam van de pakwerker is bekend bij de redactie, maar uit privacy-overweging fictief.

Reacties zijn uitgeschakeld.